Artikel 31 De ambtsdragers

Wij geloven dat de predikanten, ouderlingen en diakenen
op een wettige wijze door de kerk verkozen moeten worden tot hun ambt.
Zoals de Bijbel ons dit voorschrijft, met gebed en op een ordelijke wijze. a
Daarom moet iedereen ervoor oppassen
om met ongeoorloofde middelen binnen te dringen in de kerkenraad.
Men moet afwachten tot hij door God geroepen wordt.
Dan heeft hij ook bewijs van zijn roeping
en is hij verzekerd dat zijn roeping tot het ambt echt van God afkomstig is. b
Wat de predikanten betreft: zij hebben overal, waar zij ook staan, evenveel macht en gezag.
Want zij zijn allemaal dienaren van Jezus Christus, c
de enige wereldwijde Opzichter en het enige Hoofd van de Kerk. d
Bovendien mag de organisatie van de kerk, die door God is ingesteld,
niet geschonden of veracht worden.
Daarom zeggen wij dat iedereen veel achting en respect moet hebben
voor de predikanten en de ouderlingen, vanwege het werk dat zij doen. e
Zo veel als mogelijk is moet iedereen in vrede met hen leven,
zonder klagen, ruzie of verdeeldheid.

Bewijsteksten

a

En zij stelden er twee voor: Jozef, die Barsabas heette, die ook Justus genoemd werd, en Matthias. En zij baden en zeiden: U Heere, Kenner van het hart van allen, wijs van deze twee er een aan, die U uitgekozen hebt. Handelingen 1:23-24

En de twaalf riepen de menigte van de discipelen bij zich en zeiden: Het is niet behoorlijk dat wij nalaten het Woord van God te verkondigen om de tafels te dienen. Zie daarom uit, broeders, naar zeven mannen uit uw midden, van wie men een goed getuigenis geeft, vol van de Heilige Geest en van wijsheid, die wij voor deze noodzakelijke taak zullen aanstellen. Handelingen 6:2-3

b

En terwijl zij de Heere dienden en vastten, zei de Heilige Geest: Zonder voor Mij zowel Barnabas als Saulus af voor het werk waartoe Ik hen geroepen heb. Handelingen 13:2

God nu heeft sommigen in de gemeente een plaats gegeven: ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, vervolgens krachten, daarna genadegaven van genezingen, vormen van hulpverlening, bestuurlijke gaven, allerlei talen. 1 Korinthe 12:28

Veronachtzaam de genadegave niet die in u is en die u gegeven is door profetie, met handoplegging door de raad van ouderlingen. 1 Timotheüs 4:14

Leg niemand haastig de handen op en heb geen deel aan zonden van anderen. Bewaar uzelf rein. 1 Timotheüs 5:22

En niemand neemt die eer voor zichzelf, maar men wordt er door God toe geroepen, zoals Aäron. Hebreeën 5:4

c

God was het namelijk Die in Christus de wereld met Zichzelf verzoende, en aan hen hun overtredingen niet toerekende; en Hij heeft het woord van de verzoening in ons gelegd. Wij zijn dan gezanten namens Christus, alsof God Zelf door ons smeekt. Namens Christus smeken wij: laat u met God verzoenen. 2 Korinthe 5:19-20

De ouderlingen onder u roep ik ertoe op, als medeouderling en getuige van het lijden van Christus en deelgenoot van de heerlijkheid die geopenbaard zal worden: Hoed de kudde van God die bij u is en houd daar toezicht op, niet gedwongen, maar vrijwillig; niet uit winstbejag, maar bereidwillig; ook niet als mensen die heerschappij voeren over het erfdeel van de Heere, maar als mensen die voorbeelden voor de kudde geworden zijn. En als de Opperherder verschijnt, zult u de onverwelkbare krans van de heerlijkheid verkrijgen. 1 Petrus 5:1-4

d

Maar u mag zich geen rabbi laten noemen, want Eén is uw Meester, namelijk Christus; en u bent allen broeders. En u mag niemand op de aarde uw vader noemen, want Eén is uw Vader, namelijk Hij Die in de hemelen is. En u mag niet meesters genoemd worden, want Eén is uw Meester, namelijk Christus. Mattheüs 23:8-10

En Hij heeft alle dingen aan Zijn voeten onderworpen en heeft Hem als hoofd over alle dingen gegeven aan de gemeente. Efeze 1:22

Want de man is hoofd van de vrouw, zoals ook Christus Hoofd van de gemeente is; en Hij is de Behouder van het lichaam. Efeze 5:23

e

En wij vragen u, broeders, hen te erkennen die onder u arbeiden, u leiding geven in de Heere en u terechtwijzen, en hen uitermate hoog te achten in liefde, om hun werk. Leef in vrede met elkaar. 1 Thessalonicenzen 5:12-13

Laat ouderlingen die goed leiding geven, dubbele eer waard geacht worden, vooral diegenen die arbeiden in het Woord en in de leer. 1 Timotheüs 5:17

Gehoorzaam uw voorgangers en wees hun onderdanig, want zij waken over uw zielen omdat zij rekenschap moeten afleggen, opdat zij dat mogen doen met vreugde en niet al zuchtend. Dat heeft immers voor u geen nut. Hebreeën 13:17

hedendaags
HSV
onder tekst
17
leermodusleren