Wij geloven, dat door deze ontvangenis
de Persoon des Zoons onafscheidelijk verenigd
en te zamen gevoegd is met de menselijke natuur; a
zodat er niet zijn twee Zonen Gods, noch twee personen,
maar twee naturen in een enigen persoon verenigd;
doch elke natuur haar onderscheiden eigenschappen behoudende.
Gelijk dan de Goddelijke natuur altijd ongeschapen gebleven is,
zonder beginsel der dagen of einde des levens, (Hebr. 7:3)
vervullende hemel en aarde, b
alzo heeft de menselijke natuur haar eigenschappen niet verloren,
maar is een schepsel gebleven,
hebbende begin der dagen,
zijnde een eindige natuur,
en behoudende al hetgeen dat een waar lichaam toebehoort. c
En hoewel Hij haar door Zijn verrijzenis onsterfelijkheid gegeven heeft,
nochtans heeft Hij de waarheid Zijner menselijke natuur niet veranderd, d
dewijl onze zaligheid en verrijzenis
mede hangen aan de waarheid Zijns lichaams. e
Doch deze twee naturen zijn alzo te zamen verenigd in één persoon,
dat zij ook zelfs door Zijn dood niet gescheiden zijn geweest.
Zo was dan hetgeen Hij stervende in de handen Zijns Vaders bevolen heeft
een ware menselijke geest, die uit Zijn lichaam scheidde, f
maar intussen bleef de Goddelijke natuur altijd verenigd met de menselijke,
ook zelfs toen Hij in het graf lag; g
en de Godheid hield niet op in Hem te zijn,
gelijk zij in Hem was toen Hij een klein kind was,
hoewel zij zich voor een kleinen tijd zo niet openbaarde.
Hierom bekennen wij, dat Hij waar God en waar mens is:
waar God, om door Zijn kracht den dood te overwinnen,
en waar mens, opdat Hij voor ons zoude kunnen sterven
uit de zwakheid Zijns vleses.
En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid. Johannes 1:14
Ik en de Vader zijn een. Johannes 10:30
Welker zijn de vaders, en uit welke Christus is, zoveel het vlees aangaat, Dewelke is God boven allen te prijzen in der eeuwigheid. Amen. Romeinen 9:5
Die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn; Maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den mensen gelijk geworden. Filippenzen 2:6-7
En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen. Mattheüs 28:20
Daarom zegt Hij: Als Hij opgevaren is in de hoogte, heeft Hij de gevangenis gevangen genomen, en heeft den mensen gaven gegeven. Nu dit: Hij is opgevaren; wat is het, dan dat Hij ook eerst is nedergedaald in de nederste delen der aarde? Die nedergedaald is, is Dezelfde ook, Die opgevaren is verre boven al de hemelen, opdat Hij alle dingen vervullen zou. Efeze 4:8-10
Zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsrekening, noch beginsel der dagen, noch einde des levens hebbende; maar den Zoon van God gelijk geworden zijnde, blijft hij een priester in eeuwigheid. Hebreeën 7:3
Want er is een God, er is ook een Middelaar Gods en der mensen, de Mens Christus Jezus. 1 Timotheüs 2:5
Want de armen hebt gij altijd met u, maar Mij hebt gij niet altijd. Mattheüs 26:11
Ziet Mijn handen en Mijn voeten; want Ik ben het Zelf; tast Mij aan, en ziet; want een geest heeft geen vlees en benen, gelijk gij ziet, dat Ik heb. Lukas 24:39
De andere discipelen dan zeiden tot hem: Wij hebben den Heere gezien. Doch hij zeide tot hen: Indien ik in Zijn handen niet zie het teken der nagelen, en mijn vinger steke in het teken der nagelen, en steke mijn hand in Zijn zijde, ik zal geenszins geloven. Johannes 20:25
Aan welke Hij ook, nadat Hij geleden had, Zichzelven levend vertoond heeft, met vele gewisse kentekenen, veertig dagen lang, zijnde van hen gezien, en sprekende van de dingen, die het Koninkrijk Gods aangaan. Handelingen 1:3
Welke ook zeiden: Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar den hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in den hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heenvaren. Handelingen 1:11
Welken de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond van al Zijn heilige profeten van alle eeuw. Handelingen 3:21
Maar wij zien Jezus met heerlijkheid en eer gekroond, Die een weinig minder dan de engelen geworden was, vanwege het lijden des doods, opdat Hij door de genade Gods voor allen den dood smaken zou. Hebreeën 2:9
Want dewijl de dood door een mens is, zo is ook de opstanding der doden door een Mens. 1 Korinthe 15:21
Die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat hetzelve gelijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam, naar de werking, waardoor Hij ook alle dingen Zichzelven kan onderwerpen. Filippenzen 3:21
En Jezus, roepende met grote stemme, zeide: Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest. En als Hij dat gezegd had, gaf Hij den geest. Lukas 23:46
En Jezus, wederom met een grote stem roepende, gaf den geest. Mattheüs 27:50
Die krachtelijk bewezen is te zijn de Zoon van God, naar den Geest der heiligmaking, uit de opstanding der doden) namelijk Jezus Christus, onzen Heere. Romeinen 1:4