Artikel 18 Jezus Christus is mens geworden

Wij belijden dat God de belofte volbracht heeft,
die Hij via de mond van Zijn profeten heeft gedaan aan het voorgeslacht. a
Op de voorbestemde tijd zond God
Zijn eigen, eniggeboren en eeuwige Zoon in de wereld. b
De Zoon heeft de gedaante van een slaaf aangenomen
en is hetzelfde geworden als de mensen.
Hij heeft een echte menselijke natuur aangenomen,
met alle zwakheden die daarbij horen, c behalve de zonde. d
Hij is ontvangen in het lichaam van de gezegende Maria, die een maagd was.
Niet door een man, maar door de kracht van de Heilige Geest. e
Christus heeft niet alleen het menselijk lichaam aangenomen,
maar ook een echte menselijke ziel, waardoor Hij echt mens werd.
Want de ziel en het lichaam waren beiden verloren,
daarom moest Hij ze allebei aannemen, om ze te redden.

De wederdopers ontkennen dat Christus het menselijk lichaam van Zijn moeder heeft aangenomen.
In tegenstelling tot deze dwaling belijden wij:

  • Hij deelt net als kinderen, in hetzelfde vlees en bloed (Hebr. 2:14)
  • Hij is een vrucht uit het lichaam van David (Hand. 2:30)
  • Hij is geboren, wat het vlees betreft, uit het geslacht van David (Rom. 1:3)
  • Hij is vrucht van Maria's schoot (Luk. 1:42)
  • Hij is geboren uit een vrouw (Gal. 4:4)
  • Hij is een Spruit van David (Jer. 33:15)
  • Hij is een Loot uit de wortels van Isaï (Jes. 11:1)
  • Hij stamt af van Juda (Hebr. 7:14)
  • Hij is afkomstig uit het Joodse volk, wat het vlees betreft (Rom. 9:5)
  • Hij is afkomstig uit het nageslacht van Abraham, omdat Hij het nageslacht van Abraham aangenomen heeft en Hij Zijn broeders in alles gelijk geworden is, uitgezonderd de zonde (Hebr. 2:16-17, 4:15)

Daarom is Hij echt onze Immanuel: God met ons (Math. 1:23).

Bewijsteksten

a

Ik zal uw nageslacht zo talrijk maken als de sterren aan de hemel en uw nageslacht al deze landen geven. In uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden. Genesis 26:4

Wanneer uw dagen voorbij zijn en u met uw vaderen ontslapen bent, zal Ik uw nakomeling na u, die uit uw lichaam voortkomt, doen opstaan en Ik zal zijn koningschap bevestigen. Die zal voor Mijn Naam een huis bouwen, en Ik zal de troon van zijn koningschap voor eeuwig bevestigen. Ík zal hem tot een Vader zijn, en híj zal Mij tot een zoon zijn, wat wil zeggen: als hij zich misdraagt, zal Ik hem terechtwijzen met een stok als van mensen en met slagen als van mensenkinderen. Maar Mijn goedertierenheid zal van hem niet wijken, zoals Ik die deed wijken van Saul, die Ik voor uw ogen weggenomen heb. Uw huis en uw koningschap zullen voor uw ogen voor eeuwig vaststaan, uw troon zal voor eeuwig zeker zijn. 2 Samuël 7:12-16

De HEERE heeft David in waarheid gezworen, en Hij zal daar niet van afwijken: Eén van de vrucht van uw schoot zal Ik op uw troon zetten. Psalmen 132:11

Zoals Hij gesproken heeft tot onze vaderen, tot Abraham en zijn nageslacht, tot in eeuwigheid. Lukas 1:55

Uit zijn nageslacht heeft God voor Israël, volgens de belofte, de Zaligmaker Jezus doen voortkomen. Handelingen 13:23

b

Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God Zijn Zoon uit, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet. Galaten 4:4

c

Want er is één God. Er is ook één Middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus. 1 Timotheüs 2:5

En buiten alle twijfel, groot is het geheimenis van de godsvrucht: God is geopenbaard in het vlees, is gerechtvaardigd in de Geest, is verschenen aan de engelen, is gepredikt onder de heidenen, is geloofd in de wereld, is opgenomen in heerlijkheid. 1 Timotheüs 3:16

Omdat nu die kinderen van vlees en bloed zijn, heeft Hij eveneens daaraan deel gehad om door de dood hem die de macht over de dood had – dat is de duivel – teniet te doen. Hebreeën 2:14

Maar Zichzelf ontledigd heeft door de gestalte van een slaaf aan te nemen en aan de mensen gelijk te worden. Filippenzen 2:7

d

Want Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem. 2 Korinthe 5:21

Want zo'n Hogepriester hadden wij nodig: heilig, onschuldig, onbesmet, afgescheiden van de zondaars en boven de hemelen verheven. Hebreeën 7:26

Hij, Die geen zonde gedaan heeft en in Wiens mond geen bedrog gevonden is. 1 Petrus 2:22

e

De geboorte van Jezus Christus was nu als volgt. Terwijl Maria, Zijn moeder, met Jozef in ondertrouw was, bleek zij, nog voordat zij samengekomen waren, zwanger te zijn uit de Heilige Geest. Mattheüs 1:18

En de engel antwoordde en zei tegen haar: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. Daarom ook zal het Heilige Dat uit u geboren zal worden, Gods Zoon genoemd worden. Lukas 1:35

f

Welnu, zo zijn de beloften aan Abraham en aan zijn nageslacht gedaan. Hij zegt niet: En aan de nageslachten, alsof er sprake zou zijn van velen; maar van één: En aan uw Nageslacht; dat is Christus. Galaten 3:16

hedendaags
HSV
onder tekst
17
leermodusleren